‘Sonic the Hedgehog’ waagt de oversteek van Sega naar het witte doek. Het resultaat is best oké – voor één keer.
Niet alles was vroeger simpeler, maar wel de videospelletjes. In de jaren 90 was de egel Sonic immens populair. De blauwe mascotte van de Japanse gameontwikkelaar Sega stuiterde in het spel over alles heen en kon supersonisch snel lopen. Wie had gedacht dat het beestje zou deugen als spil van een komedie? Wat helpt: extreem lage verwachtingen koesteren.
Sonic (de stem van Ben Schwartz) belandt op aarde en vindt een vriend in Tom (James Marsden), een wat simpele maar beste dorpsagent die droomt van de criminele grootstad. Tot Jim Carrey opduikt als de snoodaard die het merkwaardige wezentje op zijn onderzoekstafel wil.
Jim Carrey
Het is de frisse, overheersende humor die Sonic the hedgehog redt van de banaliteit. Al het overige is bijzaak in deze onschuldige, best te pruimen film. Marsden overtuigt in een rol die doorgaans Paul Rudd (minder overtuigend) speelt, terwijl Carrey karikaturaal slecht is zoals alleen hij dat mag zijn.
In de VS heeft Sonic zijn start niet gemist: het was de op een na best bekeken film van het weekend. Als daar maar geen franchise van komt.
(Verschenen op 18 februari 2020 in De Standaard.)